Werken met woorden
SAMEN
ALLEEN
Samen
1. SPEEL "30 SECONDS"
2. DOORGEEFZIN
3. QUIZLET
4. VIJFMINUTENVERHAAL
5. WOORDENBINGO
Samen: Speel "30 seconds"
Je gaat in teams het spel "30 seconds" spelen.
De voorbereiding doe je alleen.
Nodig
Leeg A4-papier of het printblad. Knip een A4’tje in acht stukken. Van elk stuk kun je een woordkaartje maken.
Stopwatch/timer 30 seconden.
Voorbereiding (alleen)
Schrijf vier woorden uit je woordenlijst op één kaartje. Als het woord een zelfstandig naamwoord is, zet je er ook het lidwoord (de of het) voor.
Maak meer kaartjes, als je genoeg woorden in je woordenlijst hebt.
Zorg dat anderen jouw kaartjes niet zien!
Het spel (groepen van 5 of 6 personen)
Ga met een groep van 5 of 6 personen bij elkaar zitten.
Vorm binnen de groep teams van twee of drie personen. De teams spelen tegen elkaar.
Leg de kaartjes van alle personen ondersteboven, hussel ze en maak een stapeltje.
Persoon 1 pakt een kaartje en de tijd gaat lopen (30 seconden).
Persoon 1 omschrijft de woorden op het kaartje zo duidelijk mogelijk, zonder de woorden te noemen. De teamgenoten van persoon 1 proberen de woorden te raden die op het kaartje staan.
Persoon 2 (van een ander team) krijgt nu de beurt en pakt een nieuw kaartje.
Ga door tot alle kaartjes op zijn.
Spelregels
Bij drie mensen in een team geeft één persoon de omschrijving van het woord, de twee anderen raden het woord.
Je mag een woord omschrijven door:
een synoniem te geven
een korte uitleg te geven
een zin te maken met … ('puntje, puntje, puntje') erin
het tegenovergestelde te zeggen met 'niet' (passief = niet actief)
een voorwerp of plaatje te laten zien.
De teamgenoot/teamgenoten mag/mogen vragen stellen.
Het woord vertalen mag niet.
Een deel van het woord noemen mag niet.
Als het woord een zelfstandig naamwoord is, moet het lidwoord ook genoemd worden.
Als iemand tijdens of na het signaal dat de 30 seconden voorbij zijn nog een woord raadt, telt dit niet mee.
Tips
Als je je eigen kaartje trekt, heb je geluk, want jij hebt de betekenis van jouw woorden al opgezocht en misschien heb je zelfs al een woordvierkant gemaakt.
Als jouw teamgenoot jouw kaartje trekt, heb je ook geluk. Want jij herkent jouw woorden natuurlijk meteen!
Hoe meer kaartjes je inbrengt, des te meer kans je hebt op 'geluk'.
Het heeft geen zin om heel makkelijke woorden op het kaartje te schrijven, want ook jullie tegenstander kan dit kaartje trekken …
Variatie en uitbreiding
Wissel de kaartjes uit met een andere groep en speel het spel opnieuw.
Je kunt de teams en de groepen ook groter maken.
Knipblad 30 seconds
Doorgeefzin
Nodig
A4-papier. Knip het A4’tje in zes horizontale stroken van ongeveer 5 cm.
De opdracht
De klas wordt verdeeld in groepen van ongeveer zes leerlingen.
Ieder groepslid krijgt een nummer van 1 t/m 6.
Het eerste groepslid kiest een woord uit zijn woordenlijst en schrijft dit boven aan zijn strookje.
Hierna geeft hij zijn strookje door aan groepslid 2. Groepslid 2 schrijft het eerste woord van een zin op het strookje. Het maakt niet uit welk woord.
Het strookje gaat naar de volgende leerling. Deze schrijft het tweede woord van de zin achter het eerste woord.
Dit herhaalt zich tot de zin af is en een groepslid er een punt achter plaatst. In de zin moet het woord verwerkt zijn dat het eerste groepslid bovenaan het strookje heeft geschreven. Wie dat woord opschrijft, maakt niet uit. Als de zin maar klopt.
Er is geen minimum of maximum aantal woorden. De zin kan dus terugkomen bij degene die begonnen is.
Een van de groepsleden leest de gemaakte zin voor en checkt of het woord uit de woordenlijst goed gebruikt is.
Hierna kun je dit herhalen met andere woorden. Je kunt ook meerdere woorden tegelijk in het groepje laten rondgaan of je kunt de groepsgrootte aanpassen.
Quizlet
Maak samen een woordenlijst met de woorden uit de afgelopen lessenseries. Zoek hier afbeeldingen bij of maak omschrijvingen bij de woorden.
De docent (of een van jullie) voert de woorden in, waarna je kunt gaan oefenen en de test kunt maken.
Vijfminutenverhaal
Voordat je begint:
Schrijven is leuk en spannend! Zeker als je vijf minuten lang moet blijven schrijven … Snel denken, woorden en zinnen zoeken en vooral: blijven schrijven … Fouten maken is niet erg, daar hebben we andere lessen voor!
Nodig
Stopwatch/timer (voor de docent)
Pen en papier.
Voorbereiding
De docent kiest vooraf vijf woorden uit de woordenlijsten van de afgelopen lessenseries en laat deze nog niet aan de leerlingen zien.
De opdracht
Je gaat vijf minuten aan één stuk door schrijven, je mag niet langer dan drie seconden stoppen met schrijven. Je mag zelf bepalen waarover je schrijft.
De docent laat één woord zien.
In de eerste minuut moet je dat woord verwerken in je tekst.
Na één minuut laat de docent een volgend woord zien. Dat woord moet je in je tekst verwerken in de tweede minuut.
Na minuut twee, drie en vier wordt dit herhaald met nieuwe woorden.
Na vijf minuten heb je een tekst geschreven. Deze tekst mag best een beetje raar worden.
Lees je verhaal voor aan je buurman. Vervolgens lezen enkele andere leerlingen hun verhaal klassikaal voor. Zijn de vijf woorden op een goede manier gebruikt?
Woordenbingo
Nodig
Bingokaart (A4-papier verdeeld in aantal vakken).
Voorbereiding
Maak samen een lijst van woorden die de afgelopen lessenseries aan de orde zijn geweest.
Deze lijst kan ook door de docent zijn gemaakt.
Bepaal vooraf hoeveel woorden er op de bingokaart komen (afhankelijk van het aantal woorden waarmee je speelt).
Kies uit de lijst het afgesproken aantal woorden en schrijf deze op je bingokaart.
Het spel
De docent geeft een omschrijving van een van de woorden of noemt een zin waarin een woord (uit de lijst) ontbreekt.
Als je het woord herkent en het staat op jouw kaart, mag je het doorstrepen.
Is heel je kaart als eerste doorgestreept, dan roep je heel hard ‘Bingo!’ en laat je je kaart controleren. Als je de eerste bent met een goede kaart, heb je gewonnen.
De docent gaat door tot nog een paar leerlingen Bingo hebben. Degenen die al Bingo hadden, helpen de docent met nakijken.
Als er discussie ontstaat over of een woord wel of niet in een zin past, beslist de docent.
Variatie
Laat leerlingen zelf omschrijvingen of zinnen maken, bijvoorbeeld drie per leerling
Alleen
1. SCHRIJF JE BLIJ
2. SPREEKWOORD, GEZEGDE OF UITDRUKKING
3. WOORDVIERKANTEN
4. GOOGEL JE WOORD
5. HET GROOT DICTEE DER EIGEN KLAS
6. KAHOOTJE
7. KRUISWOORDPUZZEL MAKEN
8. MEER DAN ÉÉN WOORD!
9. QUIZLET
10. ONTWERP EEN WIKIPEDIA-PAGINA
Kies vijf woorden uit je woordenlijst.
Schrijf met deze woorden een kort verhaaltje, een gedicht of een krantenbericht. Je mag de woorden een beetje aanpassen als dat nodig is. Gebruik je creativiteit!
Voorbeeld:
Vijf woorden: schoeisel, pessimist, beschouwen, banaal, universeel.
schoeisel
zo banaal
maar beschouw eens:
de schoen
is de basis van ons bestaan
universeel, voor iedereen
nee, zei de pessimist
schoeisel is niet voor iedereen.
Schrijf je blij
Kies vijf woorden uit je woordenlijst.
Zoek voor elk woord een spreekwoord, gezegde of uitdrukking waar dit woord in voorkomt. Als je niets kunt vinden, bedenk dan zelf een spreekwoord, gezegde of uitdrukking.
Spreekwoord, gezegde of uitdrukking
Kies een woord uit je woordenlijst en googel dit woord. Sla alle links naar woordenboeken en synoniemenlijsten over. Ga naar een hit waarin het woord echt gebruikt wordt. Open deze site en zoek de betreffende zin. Kopieer de zin naar je eigen bestand en zet daaronder de link waar de zin vandaan komt.
Herhaal dit met zo veel mogelijk andere woorden uit je woordenlijst.
Voorbeeld:
Je zoekt een zin met het woord 'reactie'. Je krijgt bijvoorbeeld deze hit:
Je klikt erop en je kopieert de zin.
Je schrijft dus dit op:
Zin: ‘Hieronder vindt u de reactie van Skal op het nieuwsbericht.’
https://www.skal.nl/over-ons/nieuws/reactie-skal-biocontrole-op-berichtgeving-over-toezicht-op-de-biologische-sector
Googel je woord
Kies vijf woorden uit je woordenlijst.
Maak voor elk woord een woordvierkant.
Schrijf een van je woorden in het midden.
Vul daarna de vier vakken in. Lees hieronder hoe je dat doet.
Doe daarna hetzelfde met je andere vier woorden.
Vak 1: zin/context
Maak een zin waar het woord in voorkomt. Je mag zelf een zin bedenken, maar je mag ook op internet of in een andere bron zoeken. Het woord moet natuurlijk wel bij de zin passen.
Vak 2: omschrijving
Omschrijf de betekenis van het woord. Kies uit:
het woord uitleggen (schoeisel = wat je draagt om je voeten te beschermen)
een synoniem geven (schoeisel = schoenen)
een antoniem, dus het tegenovergestelde, geven met 'niet' erbij (nat = niet droog).
Vak 3: keuze uit: filmpje, ander woordsoort, straattaal/dialect
Filmpje: zoek een filmpje waar het woord in voorkomt en zet de link in het vierkant. Vermeld de tijdcode erbij. Je mag ook zelf een filmpje maken waarin je het woord op een grappige manier presenteert.
Ander woordsoort: schrijf andere vormen van het woord op (fantast: fantaseren, fantastisch).
Straattaal/dialect: schrijf van het woord een straattaal- of dialectvorm op. Zoek bijvoorbeeld op: mijnwoordenboek.nl.
Je mag ook een andere taal kiezen, bijvoorbeeld je moederstaal (als dit niet Nederlands is), of een taal die je helemaal niet kent.
Vak 4: keuze uit: afbeelding, herkomst, ezelsbruggetje
Afbeelding: zoek een afbeelding van het woord of een afbeelding waardoor de betekenis duidelijk wordt. Je mag ook zelf iets tekenen of fotograferen.
Herkomst: schrijf op waar het woord vandaan komt. Zoek bijvoorbeeld op: woorden.org of op etymologiebank.nl.
Ezelsbruggetje: bedenk een handig of grappig ezelsbruggetje, waardoor je het woord en de betekenis heel goed kunt onthouden.
Voorbeeld:
Woordvierkanten
Elk jaar wordt het Groot Dictee der Nederlandse Taal georganiseerd. Een bekende Nederlander (vaak een schrijver) bedenkt een dictee, leest het voor en het publiek probeert dit te schrijven met zo weinig mogelijk spelfouten.
Ik onderstaande video zie je schrijver A.F.Th. van der Heijden die het dictee voorleest dat hij gemaakt heeft.
De opdracht:
Kies vijf woorden uit je woordenlijst. Maak hiervan een dictee. Je mag hierbij ook andere moeilijke woorden gebruiken. Het dictee moet bestaan uit maximaal 75 woorden en moet een logisch geheel zijn.
Spreek met je docent af of je dit dictee ook echt mag afnemen in je klas of met een groepje. Natuurlijk moet je het vervolgens ook zelf nakijken. Wie bedenkt het dictee waarin de meeste fouten worden gemaakt?
Lesidee:
Verschillende leerlingen maken een dictee.
De docent beoordeelt of de dictees geschikt zijn.
Hij start elke les met een dictee.
De schrijver van het dictee kijkt het na tijdens de les.
Aan het eind van elke les is er een winnaar.
Bedenk een puntentelling (bijv. 5 punten voor de winnaar, 3 voor de nummer 2 en 1 punt voor de nummer 3) en maak een competitie.
Bekijk video
Het Groot Dictee der Eigen Klas …
Je hebt vast weleens een klassikale quiz gedaan met Kahoot. Deze wordt meestal gemaakt door je docent, maar je kunt hem ook zelf maken.
Ga naar Kahoot en maak een account aan.
Als je dat gedaan hebt, klik je op ‘create quiz’ en je kunt beginnen.
Kies als eerste vijf woorden van je woordenlijst.
Je kunt je quiz op verschillende manieren maken.
Maak een zin met een ontbrekend woord. Geef vervolgens vier woorden als keuze-antwoorden.
Geef een woord en geef vier keuzezinnen als mogelijk antwoord. In één van de zinnen is het woord fout (of juist goed) gebruikt.
Geef een korte omschrijving of synoniem van een woord en geef vervolgens vier woorden als keuzeantwoorden.
Geef een woord en geef vervolgens vier korte omschrijvingen of synoniemen als keuzeantwoorden.
Geef bij elke vraag duidelijk aan wat de bedoeling is.
Spreek met je docent af hoeveel quizvragen je maakt.
Als je de quiz wilt gaan spelen, klik je op ‘play’. Er verschijnt een game-pin. De deelnemers (je klasgenoten) gebruiken de game-pin om deel te nemen aan de quiz.
Bespreek met je docent wanneer je quiz gespeeld kan worden. Bijvoorbeeld aan het begin of het eind van de les?
Kahootje
Een kruiswoordpuzzel is een puzzel waarbij je een korte omschrijving krijgt van een woord. Dat woord moet je vervolgens verticaal of horizontaal invullen.
De opdracht
Kies je woorden uit de afgelopen lessenseries. Maak per woord een omschrijving die zo kort mogelijk is. Dat kun je doen met een:
synoniem (blij > vrolijk)
antoniem (niet blij > chagrijnig)
korte beschrijving (iemand die de verdachte bijstaat tijdens een proces > advocaat)
verzamelnaam (zoogdier > tijger).
Om de kruiswoordpuzzel uit te breiden, kun je ook woorden gebruiken die niet in je woordenlijst staan.
Je kunt een puzzel maken met behulp van de website Puzzel maken. Je kunt natuurlijk ook zelf gaan tekenen.
Laat je kruiswoordpuzzel oplossen door klasgenoten.
Voorbeeld
Kruiswoordpuzzel maken
De opdracht
Kies een woord uit je woordenlijst.
Maak van dat woord zo veel mogelijk andere woordsoorten of vervoegingen.
Bedenk bij elk woord een zin. Benoem eventueel het woordsoort dat bij het woord hoort. Denk aan: zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord, meervoud, vergrotende trap, samenstelling, verkleinwoord, enzovoort.
Woord: reactie
Extra
Maak van de woorden en zinnen een kruiswoordpuzzel. Ga hiervoor eventueel naar de website Puzzel maken en zie onderstaand voorbeeld.
Voorbeeld
reactie
zelfstandig nw enkelvoud
De reactie van de keeper kwam te laat.
reacties
zelfstandig nw meervoud
De reacties van de mensen in het publiek waren opvallend.
reageren
werkwoord
Wij willen graag reageren op die mededeling.
reactiesnelheid
samenstelling
De reactiesnelheid van die keeper was prima toen hij de penalty stopte.
reagerend
onvoltooid deelwoord
Op de vraag reagerend stak hij zijn vinger op.
reagerende
bijvoeglijk naamwoord
Het woedend reagerende publiek verliet de zaal.
Meer dan één woord!
Quizlet is een app of website waarmee je woordbetekenissen kunt oefenen en toetsen. Je maakt eerst een persoonlijke studieset met woordenkaarten. Vervolgens kun je deze op verschillende manieren oefenen. Je kunt jouw studieset ook delen met anderen.
Na het oefenen kun je een test doen met jouw woorden. Je kunt jouw score printen.
Spreek met je docent af hoe je laat zien dat je de betekenis van de woorden kent.
Klik hier voor extra uitleg over Quizlet.
Quizlet
Op Wikipedia kun je informatie vinden over heel veel verschillende woorden. Op deze site vind je niet alleen de betekenis, maar ook achtergrondinformatie. Een handigheidje van deze website is dat je de betekenis van andere woorden (blauw gedrukt) snel kunt vinden, doordat hier een hyperlink van gemaakt is.
Voorbeeld
De opdracht
Kies een van je woorden uit je woordenlijst. Verdiep je in de betekenis, de herkomst en verschillende manieren waarop het woord gebruikt wordt.
Maak een eigen tekst over het woord. Onderzoek van welke woorden uit jouw tekst je een hyperlink kunt maken en voeg deze als hyperlink toe aan je eigen tekst.
Tip
Klik hier als je wilt lezen hoe je een hyperlink toevoegt aan een tekst.
Bekijk de toolbox Een goede tekst schrijven voordat je begint.
Ontwerp een Wikipedia-pagina